54 minuten en 41 seconden, dat was de tijd die Tadej Pogacar dinsdag nodig had om de Mont Ventoux te beklimmen. Een historische tijd, want het is de snelste beklimming ooit van de reus van de Provence. De wereldkampioen verbreekt daarmee het record van Iban Mayo, die de Ventoux in 55 minuten en 51 seconden beklom in 2004.

Toch was de Sloveen deze keer vrij afwachtend en beperkte hij zich tot het volgen van de aanvallen van Jonas Vingegaard. Hij plaatste zelf slechts één tegenaanval en versloeg de Deen in de finale sprint, maar speelde geen rol in de overwinning, die naar Valentin Paret-Peintre ging, zo’n vijftig seconden eerder.

Deze afwachtende houding kan worden verklaard door zijn lichte zwakte in 2021, toen hij tijd verloor op een Vingegaard die de top bereikte in 59 minuten en 15 seconden. De gele trui liet dus het zware werk over aan het team Visma-Lease a Bike van Vingegaard, dat een moordend tempo trachtte op te leggen. « Vandaag heeft Jonas echt alles gegeven, maar gelukkig had ik betere benen dan in 2021. Ik ben tevreden over mijn dag, mijn prestatie en het feit dat ik de gele trui heb kunnen verdedigen, » verklaarde Pogacar in het interview na de koers.

De wereldkampioen legde ook uit dat hij niet te veel risico wilde nemen bij een beklimming die hem niet altijd goed is bevallen: « Ik wilde mijn benen niet te veel belasten, ik ben in mijn eigen tempo omhoog gegaan. »

Hoewel deze opmerking wat surrealistisch lijkt gezien de indrukwekkende tijd, gaf hij toch toe tegen Eurosport dat het moeilijk zou zijn geweest om veel sneller te gaan: « Ik denk niet dat we vandaag sneller hadden kunnen gaan. Jonas en zijn team hebben vanaf de start een heel hoog tempo opgelegd, en daarna met de twee renners voor ons. Dit was ongeveer de limiet van wat we konden doen. »